Midden in de nacht je bed uit? Geen punt!
Tekst: Mariëtte Woudenberg
Foto: v.l.n.r. Joel, Esther, Philip, Henna, Ruben.
‘Af en toe moet ik gapen. Het is twee uur ’s nachts. Als team van gastheren- en vrouwen hadden we afgesproken elkaar op tijd af te wisselen, maar ik heb geen zin naar huis te rijden. Ik wil erbij zijn als mensen de gebedsruimte uitkomen. In onze kerk wordt deze week 45 uur achter elkaar gebeden.
Jongeren, ouderen, groepjes, een hele familie tegelijk. Voor ze beginnen, hoor ik mensen nog zuchten. “Pfew, best lang. Een uur bidden.” Maar als ze het stokje weer moeten doorgeven, vindt bijna iedereen het jammer dat het weer voorbij is. Dat snap ik. Want wat hier gebeurt, is speciaal. Dat vertellen mensen me keer op keer. En ik zie het aan hun stralende gezichten.
'God is overal, maar op sommige plekken is Hij meer aanwezig dan op andere. De gebedsruimte voelt als een heilige plek. '
Zelf sta ik een paar keer op het rooster om mee te bidden. Thuis bid ik. Tuurlijk. Op een vaste plek of lopend door het huis. Maar dit voelt anders. God is overal, maar op sommige plekken is Hij meer aanwezig dan op andere. De gebedsruimte voelt als een heilige plek. Dat doet iets met mensen, doet iets met mij.
De jongeren waarmee ik dit organiseer, ervaren dat ook. Ze stuiteren. Zijn on fire. Na het inrichten van de gebedsruimte, willen ze door. Dat je midden in de nacht je bed uit moet? Geen punt. Ze vinden het zo gaaf om dit samen te doen. Hun enthousiasme werkt aanstekelijk. Diverse gemeenteleden blijven slapen op de banken in de kerk.
Het is een lang verhaal. Hoe we tot deze gebedsruimte zijn gekomen. Onze gemeente bestaat al sinds 1963. We hadden altijd ‘tantes’ die de kerk biddend ondersteunden. Die dames werden alleen steeds ouder en vlak voor de laatste tante overleed, vertelde ze dat ze zich zorgen maakte. Wie zou die taak nu op zich nemen? We stelden haar gerust. Dat zouden wij doen: een groepje mensen uit de kerk. Vanaf die tijd baden we elke woensdag voor de gemeente.
Tien jaar lang deden we dat. Tot die gebedsmotor vlak voor corona stil viel. Om eerlijk te zijn, vond ik het niet erg. We waren vastgeroest. Ik vond dat er te veel naar ons werd gekeken. Dat knaagde. Ik had sterk het gevoel dat we een andere afslag moesten nemen. Toen ik op vakantie het boek Dag en nacht roepen zij tot God over gebed van Pete Greig las, wist ik welke kant ik op wilde. Wow, dacht ik, wat gaaf om zo met God en met mensen onderweg te gaan. Omdat ik een groot hart voor jongeren heb, wilde ik samen met jongeren iets doen met gebed. Dat idee ging branden in mij.
'Toen ik op vakantie het boek Dag en nacht roepen zij tot God over gebed van Pete Greig las, wist ik welke kant ik op wilde. Wow, dacht ik, wat gaaf om zo met God en met mensen onderweg te gaan. '
Ik bad ervoor en twee namen plopten gelijk op. Van een jongen van 18 jaar. En van Tirza, een vrouw van 23. Tirza en ik zijn totaal verschillende types. Ik was best onzeker. Zou ze dit iets vinden? Maar ik had zoiets van: weet je wat? Ik vertel haar gewoon mijn idee en als zij het snapt, ga ik ermee door. Ze bleek net te zijn gestopt met werken naast haar studie en reageerde heel enthousiast, Ook de jongen van 18 haakte gelijk aan. Hij vroeg op zijn beurt weer een vriend om mee te doen. Voor ik het wist, had ik een team.
Veel jongeren vinden bidden lastig. Worstelen ermee. Ze hebben zoveel prikkels en hoe bepaal je dan wat echt belangrijk is in je leven? Juist deze groep is vaak moeilijk bereikbaar. Daar denk ik veel over na. Daarom vind ik het zo supergaaf dat we 2022 tot een jaar van gebed willen maken in onze kerk. We gaan vaker gebedsruimte organiseren. Nog een meisje heeft zich bij ons aangesloten. Ze heeft leuke ideeën.
Ik vind het fantastisch om met deze jongeren op te trekken. Zij zijn 17, 18, in de twintig. Ik ben 56. We krijgen regelmatig de slappe lach met elkaar. Hoe verschillend ons leven ook is, we merken dat het belangrijkste in ons leven ons sterk met elkaar verbindt. En dat is God.’